Werkgroep
Hartproblemen Omdat gebleken is dat er zich bij verschillende kattenrassen hartproblemen voordoen, heeft de Stichting Felissana besloten hiervoor een werkgroep op te richten. Deelnemers aan deze werkgroep zijn: HYPERTROFISCHE CARDIOMYOPATHIE BIJ DE KAT, ERVARINGEN UIT EEN KATTENKOLONIE Lezing door Prof. Mark D. Kittleson, School of Veterinary Medicine, universiteit van Davis (Californië), 30-5-2000 Prof
Mark Kittleson studeerde aan de universiteit van Minnesota, werkte aan
de universiteit van Kansas in 1978 en behaalde zijn PhD-titel aan de
Ohio universiteit in 1982. Van 1980 tot 1984 was hij lid van het
docentencorps van de veterinaire faculteit van de Michigan. Vervolgens
verhuisde hij naar de universiteit van Californië in Davis, waar hij nu
professor is van de afdeling interne geneeskunde en epidemiologie en
onderdirecteur van het veterinair onderwijs ziekenhuis. HYPERTROFISCHE CARDIOMYOPATHIE, KENNIS UIT EEN KATTENKOLONIE. Hypertrofische
cardiomyopathie (HCM) is een ziekte van de hartspier waarbij de
hartspier plaatselijk sterk verdikt is (vaak de linker boezem) en
daardoor minder goed kan functioneren. Symptomen kunnen zijn:
ademhalingsproblemen, stolsels in het hart door zeer slechte
doorstroming van het bloed en plotselinge dood door een ernstige
hartritmestoornis of een attaque. HCM
is bij katten bekend als een oorzaak van hartfalen sinds de jaren 70.
Kittleson bestudeerde deze ziekte bij een bij hem thuis verblijvende
kattenkolonie. Het geheel werd op gang gebracht dankzij een alerte
eigenaar die een Maine Coon kat had met deze vorm van hartziekte en de
overeenkomstige ziekte bij de mens kende. Van in totaal 35 katten bleken
er 7 dieren te zijn met een waarschijnlijk plaatselijk verdikte
hartwand. De fokker heeft toen een kater die vrij leek van de ziekte
gepaard met 3 niet-vrije poezen en de kittens die hieruit voortkwamen
afgegeven om een onderzoekskolonie te starten. Fenotypische expressie,
wijze van overerving en het zich ontwikkelen van de ziekte konden zo
bestudeerd worden. Aangedane dieren werden met (vermoedelijk) gezonde
dieren gepaard. Wat
echter wel opmerkelijk was, was het feit dat kittens uit twee ouders met
HCM eerder fenotypische verschijnselen vertoonden dan kittens uit andere
paringen. Als het gen homozygoot letaal is, zoals vermoed uit de
doodgeboren kittens dan zouden toch modificerende genen ook een rol
spelen. Opgemerkt werd dan ook, dat de katten in deze kolonie vrij sterk
waren ingeteeld, wat ook bleek uit andere defecten die zich voordeden
bij de gefokte nakomelingen. Vermoedelijk spelen modificerende andere
genen een rol bij het bepalen van de ernst van de ziekte. Door
het maken van een echocardiogram kan onderzocht worden of een dier
fenotypische verschijnselen heeft van HCM. Een marge van 80% treffers
zou bij katers op een leeftijd van twee jaar gerealiseerd kunnen worden,
bij poezen op een leeftijd van 3 jaar. Toch zullen er dieren zijn
waarbij geen klinische verschijnselen worden aangetoond die toch het gen
"dragen". Uitroeien van deze ziekte is dus niet zo eenvoudig als op het eerste gezicht lijkt. Helaas is er voor katten nog geen DNA test. Was dat wel zo, dan zouden dieren al op jonge leeftijd getest kunnen worden om na een negatieve uitslag voor de fok te worden ingezet. Maar het feline genoom is veel minder goed in kaart gebracht dan het humane genoom. Voorts is het niet onwaarschijnlijk, dat zal blijken dat per ras een ander gen gemuteerd is. Maar als er een DNA test voor een ras beschikbaar zou zijn, dan zou het mogelijk zijn in 2 (in theorie 1) generaties van de ziekte af te komen. HCM is inmiddels ook vastgesteld in een familie Amerikaanse kortharen waar de ziekte veel milder verloopt dan bij de Maine Coons, en die ook een dominante overerving lijkt te hebben. Het zou hierbij heel goed om een ander gen kunnen gaan. Omdat het in beide gevallen om een dominant gen gaat, is dit met proefkruisingen niet zo eenvoudig aan te tonen. Het enige dat kennis op het gebied van HCM verder helpt, is verzamelen van testuitlagen en DNA materiaal. Mogelijk zullen onderzoekers dan in de toekomst voor bepaalde rassen een DNA test kunnen ontwikkelen. Deze kennis kan niet uit slechts 1 fokkolonie komen maar zal tot stand moeten komen met gegevens uit de dagelijkse praktijk. Wanneer een kat plotseling komt te overlijden, is het belangrijk om een autopsie te laten doen. De diagnose HCM kan in het algemeen niet zo maar op het oog door niet-getrainde personen worden gesteld. Wanneer een kat is overleden, trekken de spieren van het hart samen, waardoor de wand van het hart er dikker uitziet dan bij het levende dier en vlak na de dood. Het gewicht van het hart van een normale kat zal ongeveer 20 gram zijn, wanneer het hart meer dan 30 gram weegt is het een sterke aanwijzing voor HCM. Voor de fokkers lijkt het belangrijk, hun dieren in elk geval niet vroegtijdig intensief voor de fok in te zetten, te testen op een adequate leeftijd en te hertesten als het dier wat ouder is (bv als nakomelingen als fokdier worden ingezet). En hebt u een kat met HCM, bedenk dan dat feitenmateriaal over dit dier in elk geval belangrijk kan zijn voor het ras waartoe dit dier behoort. A. Leipoldt Terug naar INDEX
|