Fietsen op het dak van de wereld

Fragment uit het reisboek: Hoofdstuk 8. E�n van de hoogste meren ter wereld.

�2003-2006 Guy Vancraybex

Wanneer we in de verte de hemel zien opklaren, besluiten we het erop te wagen en we vertrekken richting de Largen-La pas van 5150m. Deze pas moeten we eerst over om naar een immense vlakte af te dalen, een paar honderd meter lager, waar het Nam-Tso meer ligt. Het duurt al meer dan een uur om helemaal door het dal te fietsen voordat de echte klim begint. Aan de voet van de klim ligt uiteindelijk de controlepost die ik gisteren niet kon vinden.


Omdat Rufina de klim naar de pas niet meer ziet zitten, stelt ze voor om haar fiets bij de controlepost te zetten en dan probeert verder te liften. Ik fiets verder en aangezien de ketting waarmee ze de weg bij de controlepost afspannen gewoon op de grond ligt, fiets ik vrolijk door terwijl ik vriendelijk zwaai naar de man die half in paniek �ticket� op me roept. Ik schakel naar de kleinste versnelling en begin aan de klim. Even later passeert Rufina die inmiddels een lift heeft gevonden, in een jeep met Chinese toeristen. Joelend en applaudisserend hangen ze uit het raam en dat geeft me echt wel een kick. Vanaf het begin gaat het al erg steil omhoog. Maar het afzien wordt grotendeels goedgemaakt door de bloedmooie omgeving. Langs de weg stroomt een kolkende rivier en de vallei kleurt helder groen. Afwisselend moet ik een meter of honderd rijden en dan weer een paar minuten rusten. Het is enorm zwaar en ik fiets tot ik erbij neerval.


Ik gebruik elke gelegenheid die zich aanbiedt om een pauze te nemen. Na elke bocht denk ik dat de pas in zicht is maar dat blijkt valse hoop te zijn. Al vloekend vraag ik mezelf af waar ik in hemelsnaam weer aan begonnen ben. Maar in mijn achterhoofd denk ik ook aan het fantastische gevoel dat ik zal hebben wanneer ik er straks zal zijn. Uit de tegengestelde richting komt een karavaan drokpa�s aan met hun kuddes yaks en schapen. Drokpa is de Tibetaanse naam voor nomaden. Een aantal mensen leiden de kuddes en anderen komen achteraan gereden op hun volgeladen tractor en nog eentje rijdt op een oude zware motor. De nomaden zeulen steeds hun hele hebben en houden mee. Veel bezittingen hebben ze niet. Ze wonen in tenten van yakhuiden en hun kostbaarste bezit is de kudde vee en de tractor en in het beste geval nog een verborgen foto van de Dalai Lama.


Na vijftien kilometer non-stop klimmen over een mul modderspoor met veel kuilen en keien begint het me toch te zwaar te worden. De weg is zo vreselijk slecht dat het op bepaalde stukken zelfs onmogelijk is om te blijven fietsen. En de zwaar bepakte fiets te voet door het slijk naar boven duwen is ook geen pretje. In de verte zie ik hoe ver ik nog moet en hoe hoog de klim nog gaat richting de pas. Hoog tijd om eens een nadenk-pauze te nemen. Ik ga langs de weg in het gras liggen, werk een paar koeken naar binnen en besluit te blijven liggen� Met in mijn gedachten: �Er zal wel weer wat opduiken�.


Ondertussen komen er hier en daar kleine knaagdieren uit hun hol tevoorschijn. Het feit dat ik geruisloos en bewegingsloos lig maakt dat ze heel kortbij durven komen. Me dunkt een soort marmot met grote oren. Ik probeer er een paar op de foto te zetten maar het minste dat ik beweeg, vluchten ze bl�tend naar hun holen. Na meer dan een uur mezelf af te vragen hoe ik die pas op zou kunnen geraken, hoor ik het geronk van een motor. Dan zie ik een jeep met een laadbak om de hoek komen. Geniaal! Dat is net wat ik nodig had. Ik spring haastig op, ren naar de weg toe en doe teken dat ze moeten stoppen. Het is een Tibetaanse familie met hun drie dochters. Ik probeer uit te leggen dat ik de fiets achter in de laadbak wil zetten en mee wil rijden tot op de pas. De man vindt het maar een raar voorstel en na wat aandringen van zijn vrouw stemt hij toe en helpt hij me de fiets in te laden. De vraag naar wat de rit me gaat kosten wuift hij meteen weg.


Ik moet achterin bij de dochters zitten die best wel een paar woorden Engels spreken. Maar ze zijn vooral erg verlegen dus tot een gesprek komt het niet echt. We beperken ons dan maar tot het heen en weer sturen van wat glimlachen. Na tien minuten staan we alweer stil. De motor laat het afweten. Ik zoek samen met de man onder de motorkap naar het probleem en dat vinden ze wel leuk. Plots heeft hij een remedie gevonden. Hij neemt een grote klonter modder uit de rivier en kwakt die op de carburator. Het euvel lijkt verholpen en de motor start weer. Ik breek mijn hoofd over wat er nu precies aan de hand was en wat die kwak modder eraan gedaan heeft.


Als we de pas in zicht krijgen, geeft de vrouw aan iedereen, mij inbegrepen, een stapel gebedsblaadjes. Die moeten we uit het raam naar buiten gooien terwijl we over de pas rijden. De bedoeling is dat we hiermee een behouden reis vragen aan de goden. Een pas wordt gemarkeerd door een grote stapel stenen met daarop takken vol met gebedsvlaggen. We stoppen om even van het uitzicht te genieten en ik begin mijn spullen van de wagen te laden, tot grote verbazing van de familie. Ik bind alles terug op de fiets en ik neem afscheid van de mensen. Ze vinden me maar een rare gozer omdat ik de rest van de weg met de fiets wil afleggen in plaats van gemakkelijk met hun mee te rijden. Ze kijken me een beetje onbegrijpend aan. De rit naar beneden is fabelachtig mooi. In de verte zie ik het uitgestrekte meer met zijn turkooizen kleur al liggen in een bizar eindeloos maanlandschap dat omgeven is door gletsjers. Ik merk al vlug dat het met zijn zeventig bij dertig kilometer een immens groot meer is.


Een kilometerpaal geeft 25km aan. Ik heb dus de laatste tien kilometer van de pas gelift. Wat mij betreft was dit een uitstekende oplossing want het moet in de eerste plaats leuk blijven en ik ben ook niet bezig met ��n of andere sportprestatie neer te zetten. Het wordt volgens mij onvermijdelijk om regelmatig, afhankelijk van de omstandigheden, bepaalde stukken te moeten liften. De weg loopt best wel steil naar beneden en ik moet hard op mijn remmen knijpen om een aanvaardbare snelheid aan te houden. Verder naar beneden zie ik een aantal nomadenkampen liggen. Een aantal donkerbruine tenten staan opgesteld naast een vrachtwagen en in de buurt graast het vee. Na een paar kilometer ben ik al beneden en moet ik langs de nomaden doorrijden. Vooral de waarschuwing, die men mij al had gegeven over het feit dat de honden van de Drokpa�s nogal agressief zijn, baart me zorgen. De nomaden hebben honden om hun kudde yaks te beschermen tegen wolven en deze honden zijn berucht om hun temperament en uithoudingsvermogen. Ik leg alvast een paar flinke stenen in mijn mandje.


Plots kom ik aan een slagboom waar er een man staat die controleert of de buitenlanders die passeren wel een ticket hebben. Ik stop uiteraard niet en rijd er braaf groetend omheen. Hij roept me nog na dat hij een ticket wil zien maar het zal voor een andere keer zijn. Nu wacht me nog een rit van dertig kilometer op ongeveer 4720m hoogte en over een onverharde grindweg. Verspreid over de eindeloze vlakte zie ik een aantal nomadenkampen. De route loopt vrij vlak maar om een beetje comfortabel te kunnen rijden probeer ik steeds uiterst links of rechts te gaan rijden. Het centrale gedeelte van de weg heeft het profiel van een groot wasbord. En ondanks de stevige massage aan de billen is het toch niet aangenaam rijden. Je voelt de inhoud van je maag helemaal meetrillen. Aan de zijkant van de weg is de ondergrond wel muller maar tenminste redelijk vlak. Na een tijdje merk ik dat in de bochten altijd de buitenbocht mooi vlak is en de binnenbocht is als een wasbord.


Telkens wanneer ik een pauze neem, duiken er uit het niets mensen op die komen kijken wat er scheelt en die de fiets aan een grondig onderzoek willen onderwerpen. De gele fluorescerende regenhoes die over de fietstassen gespannen is, doet me nogal opvallen in de wijde grijsbruine vlakte. Een man komt met zijn zoontje kijken en begint aan het jongetje helemaal uit te leggen hoe een fiets in elkaar steekt. Dan wil het kereltje natuurlijk ook wel eens proberen om een stukje te rijden. Het vormt een grappig zicht met zijn korte beentjes omdat hij niet op het zadel kan.


Regelmatig komen er jeeps voorbijgeraasd met groepjes toeristen die in Lhasa een toer geregeld hebben. Het gaat dan vooral over twee- of driedaagse excursies. Ze moedigen me aan door te roepen en te zwaaien en af en toe zie ik een opgestoken duim uit het raam steken. Het geeft me een euforisch gevoel en ik ben blij dat ik niet in de terreinwagen zit, maar lekker kan genieten van vrijheid en de frisse lucht op de fiets. Telkens weer geeft het me een enorme energiestoot wanneer de mensen me goede moed toewensen en ik heb weer wat extra kracht om verder te rijden.


Ik rust nog even uit in de buurt van een nomadentent. Een oude dame komt eens kijken en nadat ze me gedurende een vijftal minuten en zonder weg te kijken, heeft aangegaapt, wenkt ze naar me om mee binnen te komen om thee te drinken. Dit kan ik onmogelijk weigeren. De fiets parkeer ik tegen een stapel gedroogde yakmest. De donkerbruine tent, gemaakt van yakhuiden, is ongeveer vier bij vier meter groot. Binnen zit er nog een oude man met twee lange vlechten in zijn haar. Hij zit naast een klein altaartje, versierd met vetkaarsen, devoot aan zijn gebedsmolen te draaien. Naast hem brandt er een vuurtje op gedroogde vlaaien van yakmest waarop een ketel thee staat te koken en hij gebiedt me dat ik moet gaan zitten. De geur die overheerst is die van yakboter. Alles is er mee doortrokken en zijn vrouw schenkt me alvast een flinke joekel yakboterthee in.


Of ik het nu vies vind of niet, op dit moment zie ik het alleen maar als voedingswaarde en extra energie. Hoe meer vet om te verbranden hoe liever en ik slurp het goedje vlot naar binnen. Uit een grote jutten zak halen ze een paar droge zelfgemaakte tsampakoeken en van een soort waslijn plukken ze voor mij een stuk gedroogde yakkaas. Ik vind het jammer dat er maar weinig communicatie mogelijk is. Dan besluit ik maar om mijn boek boven te halen en hun de foto van de Dalai Lama te tonen. In een diepe buiging vallen ze neer op de grond en ze beginnen prompt te bidden. Met kippenvel over heel mijn lijf kijk ik toe hoe ze mijn boek vereren.


Het begint me behoorlijk te storen dat ik de mensen geen foto kan geven van hun grote leider. Ik haal mijn notitieboekje boven en een pen en ik probeer een pentekening te maken van het gezicht van de Dalai Lama. Met een voorbeeld ernaast valt dat nog wel mee. Achteraf blijkt mijn tekening echt wel op de Dalai Lama te lijken want als het hun geef, tonen ze een enorme vreugde. Het papiertje krijgt een plaats op het altaar, tussen de brandende vetkaarsen. Van onder zijn mantel haalt hij een medaillon tevoorschijn waarin hij een minuscuul klein fotootje van de Dalai Lama bewaart, amper een centimeter groot. Hij grinnikt een beetje ondeugend en stopt het veilig weer weg.
Een nomadenfamilie is op weg met al hun bezittingen naar de volgende plaats waar ze hun vee zullen laten grazen.
Donderwolken duiken op boven de hoogvlakte aan het Nam-Tso meer.
Tijdens een rustpauze duikt er altijd een nieuwsgierig iemand op. Sommigen willen de fiets wel eens proberen.
Vriendelijke nomaden nodigen me uit om in hun tent een kom yakboterthee te drinken. De fiets mag ik parkeren tegen hun berg gedroogde yakpoep.
Omdat de mensen steeds weer vragen om een foto van de Dalai Lama, besluit ik om zelf pentekeningen van hun religieuze leider te gaan maken en deze aan de Tibetanen uit te delen.
Op een vuurtje van gedroogde yakdrek staat steeds een ketel yakboterthee te pruttelen. De toegewijde boeddhisten draaien onophoudend aan hun gebedsmolens.
Fietsen op het dak van de wereld is een boek over een avontuur per fiets door de Himalaya, van Lhasa naar Kathmandu over de Friendship Highway die Tibet met Nepal verbindt. Een tocht door de hoogste bergen ter wereld tussen de gebedsvlaggen, Tibetaanse mantras, gebedsmolens en overleven op yakboterthee en tsampa.
Hosted by www.Geocities.ws

1