EEN VERBORGEN VROUW


Botticelli

 

Wanneer je de geschiedenis van het jodendom niet religieus, maar politiek gaat bekijken, ontdek je welk stempel de vrouw daarop heeft gedrukt. In dit kader kunnen we er slechts een oppervlakkige analyse van maken. We beginnen dan bij de aartsmoeders Sara en Riwka, die door hun keus van de opvolger de geschiedenis een bepaalde kant hebben opgestuurd. Hoewel ook Mirjam naast haar broers Aron en Mosje haar eigen partijtje meeblies, is de volgende vrouw die boven het volk uitsteekt de richteres Deworah. Bij haar is wel sprake van een echtgenoot, maar of zij kinderen heeft gehad, is niet bekend. Ze werd 'moeder in Israël' genoemd en onder haar leiding kreeg het volk veertig jaar rust.

In de uitgebreide 'harem' van koning David ging het toe als later aan het Turkse hof: De sterkste vrouw (Bat Sjewa) schoof haar lievelingszoon (Sjlomo) naar voren en de anderen dolven het onderspit.

Om snel tot ons eigenlijke onderwerp te geraken, gaan we met grote stappen verder om uit te komen bij Esther. Politiek bekeken een vrouw die door drie mannen gemanipuleerd wordt en in het nauw gedreven even heel sterk boven zichzelf uitstijgt en door haar handelen ook weer aan de zwengel van de geschiedenis draait. Ook geen vrouw die een plaats achter het aanrecht heeft gekregen; bij het lezen van haar geschiedenis wijkt zelfs de mechietse. Esther heeft, hoewel met moeite, haar eigen plaats binnen het kader van de joodse geschiedenis gekregen.

Een vrouw voor wie geen plaats meer was binnen het jodendom, werd gelukkig verborgen in de christelijke bijbel. Haar naam luidt Jehoediet (Judith). Was de oorzaak van het niet meer lezen van haar bijdrage aan de geschiedenis gelegen aan de invloed die het christendom en de islam op het jodendom hadden? In beide religies verkeerde de vrouw in een niet benijdenswaardige positie. En Jehoediet is een feministe à la lettre. Of lag de oorzaak in het jodendom zelf dat na de val van Jeroesjalajiem koos voor een politiek van vrede en verdraagzaamheid t.o.v. de overwinnaar, waardoor de geuzenrol van de Maccabeeën werd gereduceerd tot slechts religieus herstel. Want Jehoediet wordt over het algemeen geplaatst binnen het kader van de chanoeka geschiedenis en heeft een sterk nationalistisch karakter.

Het verhaal van Jehoediet

Het was in de dagen dat Betoelia, één van de steden op de weg naar Jeroesjalajiem, omringd was door een vijandig Assyrisch leger. Dat leger stond onder aanvoering van een zekere Holofernes. De stad was van de buitenwereld afgesloten en ook van zijn waterbron. Toen het water in de stad opraakte, stierven mannen, vrouwen en kinderen van dorst. De mensen kwamen naar het hoofd van de stad, Oezia en smeekten hem de poorten van de stad voor de vijand te openen. De toestand was hopeloos. Alhoewel Oezia er alles aan gedaan had berichten naar buiten te smokkelen, was het hem niet gelukt de berichten door de vijandelijke linies heen te krijgen. Toch vroeg Oezia het smekende volk nog vijf dagen geduld te hebben.

"Laten we tot G'd, de Almachtige bidden en Hem smeken onze stad binnen vijf dagen van de vijand te redden."

Dit alles kwam Jehoediet bat Merari uit de stam Sjim'on ter ore. Ze was een zeer vrome weduwe, die het meest van haar tijd met bidden tot G'd doorbracht. Ze werd woedend. Hoe kon Oezia aan de Almachtige G'd een ultimatum opleggen. Waar haalde hij de gotspe vandaan om G'd een ultimatum van vijf dagen te stellen!

Ze trok haar weduwe-kleding uit en kleedde zich zo mooi mogelijk aan. Met haar trouwe kamermeisje ging ze regelrecht naar Oezia en de wijzen van de stad om hen niet alleen terecht te wijzen, maar ook om hulp aan te bieden. "Met hulp van de Almachtige G'd zal ik proberen de stad te redden", zei ze. Ze stelde voor haar met haar kamermeisje buiten de poorten te laten om Holofernes, de legeraanvoerder, te verslaan. Hoewel Oezia en de oudsten haar met zorg nakeken, openden ze de poort voor de beide vrouwen, want ze voelden zich gesterkt door haar woorden. En terwijl de mensen in Betoelia G'd smeekten om hulp en redding voor de heldin, die voor hen haar leven waagde, stapten Jehoediet en haar kamermeisje zo luidruchtig mogelijk op de vijand af. Al snel waren ze door soldaten omringd en deze brachten de vrouwen naar hun legeraanvoerder, Holofernes. Deze had nog nooit in zijn leven zo'n mooie vrouw gezien. "Zijn alle meisjes van de stad zo mooi?" grapte hij. Toen werd hij ernstiger en vroeg naar de reden van haar komst.

"Het is bekend", zei Jehoediet, "dat mijn volk door hun G'd geholpen wordt, als het doet wat Deze hen gebiedt. Gehoorzamen ze Hem niet meer, dan laat Hij hen in de steek. Nu zijn mijn stadsgenoten radeloos geworden van honger en dorst en weldra zullen zij dingen eten die ze niet mogen eten. Dan zal de Almachtige G'd boos op hen worden en hen in de steek laten. Daarom ben ik bij u gekomen, o, dappere Holofernes om u te zeggen nog enkele dagen te wachten met het innemen van de stad. Over enkele dagen zal G'd zelf de stad straffen."

Holofernes was ingenomen met de goede raad en het innemende gezicht van Jehoediet. Hij wilde maar al te graag op zijn gemak de stad innemen, zonder zijn soldaten te vermoeien met vechten. Nog één probleem moest er uit de weg geruimd worden. Hoe wist Jehoediet wanneer haar volk zich zou vergrijpen aan verboden voedsel.

"Ik heb vrienden onder de bewakers van de stadspoort. Wanneer u mij toestaat kontakt met hen te onderhouden, hoor ik vanzelf het tijdstip waarop het volk zich in zonde begeeft."

Er gingen drie bange dagen voor Jehoediet en haar kamermeisje voorbij. Elke avond gingen ze richting de stadspoort om in de nabijheid ervan tot G'd te bidden en door hun vroom gedrag G'd te smeken het volk te redden.

Eindelijk, op de vierde dag, werden de twee vrouwen uitgenodigd een feestmaaltijd in de tent van Holofernes bij te wonen. Alle officieren waren aanwezig en toen de vrouwen binnenkwamen, was een deel van hen al flink bezopen. Holofernes liet Jehoediet dicht bij zich zitten en bood haar een kroes wijn aan. Maar Jehoediet reikte hem een fles wijn uit haar eigen mandje aan. Die koppige wijn smaakte de opperbevelhebber zo goed, dat hij maar meer en meer ervan wilde. Na verloop van tijd zakte hij, volslagen dronken, achterover. Jehoediet joeg toen alle officieren de tent uit, die giechelig maakten dat ze wegkwamen, want ze wisten wel wat er nu ging gebeuren

Toen pakte Jehoediet met bevende handen het zwaard van Holofernes. "O, Almachtige G'd, redt uw volk van deze wrede onderdrukker", riep ze uit en liet het zwaard op Holofernes neerkomen. Zijn hoofd rolde voor haar voeten en met trillende handen nam ze het op en stopte het in het mandje, waarin ze eerst de fles wijn voor hem had meegebracht. Toen gingen de twee vrouwen op weg naar hun stad. Dankbaar voor hun redding opende Oezia de poort en Jehoediet vertelde alles wat hen was overkomen. Ze toonde Oezia en de oudsten van haar stad het hoofd van Holofernes.

De volgende dag bemerkten de Assyrische soldaten wat er die nacht gebeurd was en in grote verslagenheid vluchtten ze weg uit die vreselijke omgeving. De mannen van Betulia zetten de achtervolging in en zo bleef de stad gespaard. Niet alleen deze stad, ook Jeroesjalajiem was nu bevrijd van de aanval van de Assyriërs. Dankbaar voor de hulp van G'd zongen ze psalmen en eerden Jehoediet die een hoge ouderdom bereikte.

Waarom werd het boek Jehoediet geschreven

De schrijver van het boek Jehoediet wilde geen geschiedkundige roman schrijven, maar een romantisch verhaal. Alle namen die in het verhaal voorkomen, zijn bedacht. Ze hebben niets gemeen met de geschiedkundige figuren van dezelfde naam.

Het boek zelf behoort tot het didactische genre. De schrijver wilde het joods patriottisme nieuw leven inblazen en bovendien schijnt hij toch erg in zijn maag te hebben gezeten met het niet-religieuze karakter van het boek Esther. Of zou mogelijk een vrouw de auteur zijn geweest, die zich geërgerd zou kunnen hebben aan het optreden van Mordegaj ten opzichte van Eshter en haar toch wel passieve karakter?

De beide boeken hebben de intrige en de vrouwelijke redster van het volk met elkaar gemeen. Maar de verschillen zijn veel groter.

Ten eerste is daar de passieve houding van Esther en de aktieve van Jehoediet. Als excuses voor Esthers houding zouden het haar beschermende milieu en haar leeftijd kunnen gelden. Ze gaat als jong meisje zo van het huis van haar neef Mordegaj de harem van koning Achasjwerosj binnen. Daarnaast deelt ze het bed met Achasjwerosj; ze kan moeilijk anders, want om die reden is ze naar het paleis gehaald. Omdat ze haar afkomst moet verzwijgen, kan ze moeilijk om kosjer voedsel vragen.

Jehoediet daarentegen heeft al een heel leven achter de rug. Ze is weduwe en heeft zich ook op religieus gebied ontwikkeld tot een zeer vrome vrouw. Wanneer ze naar Holofernes gaat, neemt ze dan ook haar eigen voedsel mee. Noch eten noch drinken raakt ze van hem aan. Ze brengt Holofernes wel in verleiding, maar deze krijgt de kans niet zich aan haar te vergrijpen.

Jehoediet is een moedige vrouw die op eigen gezag handelt en probeert haar volk op die manier te redden. Esther aarzelt wanneer haar hulp wordt gevraagd, maar dat brengt haar hele opvoeding en situatie met zich mee.

Toch is Jehoediet door veel schrijvers veroordeeld. Hoewel ze zeer toegewijd aan G'd en haar volk is, heeft ze gebruik gemaakt van vrouwelijke list en verleidingskunst. Door middel van onedele daden heeft ze een indrukwekkende overwinning behaald. De veroordelende schrijvers gaan totaal voorbij aan het feit dat Judea van tijd tot tijd werd platgewalst door elkaar bevechtende, vreemde legers ten koste van het Judese land en volk. Of daar zulke edele motieven bij hebben gespeeld, valt te betwijfelen, daar de hardwerkende boeren en handwerklieden de dupe waren van de voortdurende oorlogen.

Een vrouw heeft altijd een leger bij zich. Dat is de sex, zegt de Talmoed (Awoda Zara 25b).

Hoewel er veel discussies aan vooraf zijn gegaan, is Esther tenslotte omstreeks 140 ngj, door een besluit van de akademie van Ousha wel in de kanon opgenomen, doch Jehoediet viel er buiten.

Waarom kennen wij het sefer Jehoediet niet meer

De hoofdreden die als reden voor het niet opnemen genoemd wordt, is dat in het boek sprake is van Achior, een Ammoniet, die werd opgenomen in het jodendom, hetgeen tegen het gebod van de Tora is (Dewariem 23,4): 'Een Ammoniet of Moabiet zal niet komen in de gemeenschap des Eeuwigen, ook het tiende geslacht van hen niet tot in Eeuwigheid'.

De reden daarvoor was dat ze niet met water en brood naar het trekkende joodse volk kwamen - dat is tegen de wetten van de woestijn en ten tweede probeerden ze het volk tot de afgod Pe'or te verleiden om zo het volk in zonde te brengen. Maar toch blijkt dat er tijdens het tweede zelfstandige bestaan van Judea wel Ammonieten in het jodendom zijn opgenomen. Maar dan komt men weer met het excuus dat Achior wel besneden was, maar niet in het mikwe was geweest zoals noodzakelijk is bij opneming in het jodendom.

Zoals gewoonlijk waren de meningen weer eens verdeeld. Rabban Gamliël was tegen opneming van Jehoediet in de kanon, rabbi Josjoe'a stond het toe. Gezien het gezag van de eerste groter was dan het gezag van de tweede, werd het boek Jehoediet niet heilig verklaard. Men zei dat de rabbijnen de boeken, die ontstaan waren na het Perzische tijdperk, niet als geïnspireerd zagen.

Hoe het ook zij, het boek Jehoediet heeft desondanks een grote invloed uitgeoefend op religieus gebied en ook nog op de middeleeuwse literatuur. Er zijn ook midrasjiem op Jehoediet geschreven en één van deze midrasjiem situeert de geschiedenis van Jehoediet ten tijde van Chanoeka.

Rabbi Sjmoe'eel ben Meïr (Rasjbam circa 1085-1174 ngj) zegt dat het wonder van Chanoeka geschied is door bemiddeling van Jehoediet. Nachmanides (circa 1194-1270) noemt in zijn commentaar op Dewariem 21,14 de rol van Sjoesja, waar het boek Jehoediet mee werd aangeduid.

Men heeft de indruk dat gedurende Chanoeka tegelijk met de rol van Antiochus ook het verhaal van Jehoediet voorgelezen is. Helaas zijn beide boeken tegenwoordig vrij onbekend. Ook is er op sjabbat Chanoeka een pijjoet (religieus gedicht) geschreven dat herinnert aan Jehoediet en waarin zelfs de naam van Achior wordt genoemd.

Fragment uit een stuk vervaardigd door Jozef ben Salomo uit Cacassonne en gelezen op de tweede sjabbat van Chanoeka.

Jehoediet beschermde mij in die nacht; gezegend zij haar plan, haar oordeel is uitstekend, schild voor haar volk, voor Syrië een vlam. Toen zij de stad en haar bewoners zag in goede werken, besteeg zij de muur en liet haar dienstmaagd mee gaan, werpend haar last op de Eeuwige. Zij ging staan bij de eerste posten van het vijandelijke leger, om zijn juichen te doen verstommen (ze juichten reeds over de overwinning op de Chasjmoneeërs), zijn legers in rouw te dompelen, om het loon van zijn schuld op zijn (Holofernes) hoofd te doen neerkomen. Haar heerlijke schoonheid deelde men de koning (Holofernes) mee - een meisje zoals er in de gehele provincie geen is. Toen kwam ze hem zo lieflijk voor, dat hij zond om haar tot hem te voeren.

Bewerkt door Nechamah Mayer-Hirsch

 

Terug naar Religion