Pakistan, dag 8
Dag 8
Zondag 28 december. Ik ben nu in Narsingh. Gister gingen we met de bus, Skander
en ik, naar het dorpje Sialkot. Je wil niet weten wat een belevenis dat was...!
Ik heb echt veel te vertellen. Ik zit steeds te denken ‘dit moet ik
niet vergeten.. en dit niet.. dit moet ik opschrijven...’ Haha, d’r
is zo veel. Ik vergeet echt dingen. Nu ben ik bijvoorbeeld al weer helemaal
gewend hier, tussen deze mensen. Thuis in Lahore lijkt alweer lang geleden,
terwijl ik er gister nog was... Ik weet niet goed waar ik moet beginnen. Ik
begin maar gewoon. Probeer op volgorde te doen, maar waarschijnlijk herinner
ik me later weer dingen. Gister om ongeveer 11 uur/half 12 gingen we weg.
Skander was al even nog naar z’n werk geweest. Poepo Nisreeth ging met
Skander en mij mee in de riksja naar de bus. Poepo zette ons daar af en Skan
en ik gingen in de bus naar Sialkot. We zaten helemaal vooraan, achter de
buschauffeur, de laatste lege plaatsen die er waren. Wel een mooi uitzicht....
Dachten we... Ik heb er uiteindelijk nog nachtmerries aan overgehouden. En
verschrikkelijke hoofdpijn. Het was toch wel erg heftig gister. Om ongeveer
12 uur gingen we in de bus en om ik denk iets van 3 à 4 uur kwamen
we in Sialkot aan. Een behoorlijk lange busreis dus. Toen we net in de bus
zaten, zetten ze muziek aan. Ze deden er een ander bandje in en het eerste
liedje dat we toen hoorden was ‘Tere Naam’ (jouw naam). Dat was
echt schitterend. En voor Skan was het denk ik nog schitterender. De avond
ervoor toen we in bed lagen luisterden Skan en ik namelijk naar dit liedje
met een walkman. Skan het het zitten zoeken op ‘t bandje en zei dat
hij dit een heel mooi liedje vond. Ik vond het inderdaad ook heel mooi. Toen
we het in de bus hoorden, was ‘t dus echt prachtig. Uit ‘t raam
kon ik al velden zien e.d. en tegelijkertijd die muziek... Op naar Narsingh
(Sialkot, maar uiteindlijk Narsingh). Prachtig gewoon... Heel even kreeg ik
tranen in m’n ogen. Zoals ik al zei zaten we achter de buschauffeur,
en dus met dat goede uitzicht... Het was eerst nog niet zó erg, toen
de bus nog een beetje langzaam reed op kleine wegen. Maar toen kwamen we op
de snelweg.... Hoioioi.... Ik weet niet of het aan de buschauffeur lag die
gevaarlijk reed, of dat het ‘gewoon’ was, maar het was in elk
geval verschrikkelijk eng. Hij reed heel snel en toeterde de hele tijd door.
Vaak wilde hij een andere auto (of paard en wagen, of man en wagen, of ezel
die niet vooruitkwam, of wat dan ook) inhalen, maar dan kwam er een tegenliggende
auto recht op ons af, net zo snel, net zo hard toeterend. Echt recht op ons
af. Ik kreeg echt bijna een hartaanval. Op ‘t laatste nippertje, één
centimeter ofzo afstand, maakt hij dan een grote zwaai. Net niet gebotst.
Of... net wel.... Moet je nagaan hoeveel bijna-hartaanvallen ik heb gehad
in die bus. Soms was ik echt bang. Op een gegeven moment ging ik denken ‘waarom
ben je bang?’. Bang om dood te gaan? Ik probeerde te denken dat ik niet
bang hoef te zijn dood te gaan. Wat is dood? Als je dood bent, dan ben je
dood... In het vliegtuig dacht ik ook even aan de dood. Ik was er toen niet
bang voor (dacht ik). Ik zou het niet erg vinden. Ik herinnerde me een verhaal,
dat ik ooit zelf geschreven heb voor godsdienst. Het heette ‘Sikander’,
waarom ik die naam gekozen had weet ik niet meer. Het heeft in elk geval niks
met Skander te maken. In dat verhaal ging een klein jongetje, Sikander dus,
in een vliegtuig naar zijn geboorteplaats, ik geloof ergens in Marokko. Daar
leefden zijn vader en moeder. Alleen hij wist hij niet of zijn vader nog leefde
en zijn moeder zat in een soort van gekkenhuis en wist niet meer wie haar
zoon was. Sikander, het jongetje, zat in het vliegtuig en terwijl hij sliep,
stortte dat vliegtuig neer, het jongetje dromend over zijn vader en moeder,
in de hoop dat zij nog leefden. Zo was hij dus overleden, dromend over zijn
geboorteplaats... En ik dacht toen, ik zou het nu ook niet erg vinden dood
te gaan, dromend over papa en Skan en familie in Pakistan waar ik naartoe
ging en over familie in Nederland. Misschien dat ik er een beetje tegenop
zag, om naar Pakistan te gaan. Ik bedoel, ik wilde natuurlijk heel graag,
maar het zou wel moeilijk en veel worden allemaal. En dan als ik terugkom,
de examens waar ik al helemáál tegenop zag. En thuis... Nagoed,
ik dacht gewoon van nou, ik zou het niet erg vinden als het vliegtuig nu neerstort...
Dan ben ik dood... nou en? Haha, maar ik denk gewoon een beetje te veel en
te ver na denk ik... :D Maar in de bus wilde ik eigenlijk niet dood. Ik had
papa gezien en wilde papa nog een keer zien. En ik wilde naar Narsingh. Ik
wilde hier dingen zien. Ik wilde leven. Maargoed, genoeg filosofisch gedoe
nu... haha. Waar was ik... ? In de bus.. Even later kon ik er echt niet meer
tegen, en keek ik gewoon niet meer (probeerde ik... ). Onderweg zagen we aan
de andere kant van de weg (hier was er een klein stukje mét een andere
kant van de weg...) een andere bus die op z’n zijkant lag en nog iets
en veel mensen eromheen en een toeterende file erachter. Een ongeluk... Skander
zei ‘schrik maar niet’. Haha. Oké, ik schrik niet... Hum...
We rijden door. Dan gaat de bus naar de zijkant en stopt. De deur gaat open
en een paar mannen komen binnen. Geschreeuw tegen de buschauffeur. Vechten.
Blijkbaar heeft de bus een motor ofzo geraakt. Eén van die mannen kreeg
geloof ik tranen in z’n ogen. Wij zaten achter de buschauffeur, dus
‘t was wel best eng. Skan kwam voor me en beschermde me. Even was ik
echt bang. Dat ‘t misschien uit de hand zou lopen. Maar even later gingen
ze de bus weer uit en reden we weer verder. Net zo gevaarlijk als net... Maar
de buschauffeur had het er toch ook wel warm van gekregen. In ‘t spiegeltje
zag ik hem zweten. Skan zei dat er maar weinig ongelukken gebeuren, ondanks
‘t drukke, gevaarlijke verkeer. Nou, ik heb anders toch wel wat ongelukjes
meegemaakt... Dat zei ik Skander ook. Die zei ja, de laatste week is er inderdaad
wel wat gebeurd, maar daarvoor heb ik niks meegemaakt... Ik breng dus waarschijnlijk
ongeluk... haha. Onderweg in de bus heb ik verder ook wel genoten hoor! Rechts
uit ‘t raam heb ik prachtige velden gezien. Ook reed de bus soms niet
op de snelweg, maar door smalle weggetjes, waarvan je echt denkt van hoe wil
je dáár nou weer met zo’n bus doorheen! Daar kan je niet
eens met een auto, of zelfs motor door! En toch kwamen we er met een hoop
getoeter en gehobbeldebobbel langs... In dorpjes, langs wegen zag ik vrouwen,
kinderen, ook mannen, en ik zag de grond. De grond was zand, aarde, modder...
Soms liggen er plassen water op de grond. Ik vroeg een keer of ‘t had
geregend. Chachoe Farooq zei nee, dat is de waterleiding die omhoog gekomen
is... Van alles ligt er op de grond. Iedereen gooit alles op de grond. Er
zijn af en toe stukjes grond waar het vuilnis gewoon neergegooid wordt. De
grond is echt vies eigenlijk. Op de velden zag je af en toe mensen lopen.
Groenten halen, dragend op hun hoofd. Ook zag je af en toe kinderen cricket
spelen. Toen ik die kleine meisjes en jongetjes en oude vrouwtjes zo dichtbij
zag, in die omgeving, kreeg ik even bijna tranen in m’n ogen. Ik vond
‘t een beetje zielig en kreeg een beetje medelijden, hoewel ik weet
dat dit gewoon hun leven is en dat het niet zielig is. Misschien zijn zij
wel gelukkiger met hun leven hier dan ‘wij’ met ons leven in,
bijvoorbeeld, Nederland... Ik heb de neiging te zeggen dat ‘t leven
in Nederland beter is, maar dat is misschien helemaal niet zo. Is ‘t
niet zo? Misschien wel... Maargoed. De bus stopte trouwens af en toe op verschillende
plaatsen, nouja, stopte... Hij reed even langzaam aan de zijkant en één
man uit de bus deed dan de deur open, hing eruit en riep: ‘Sialkot,
Sialkot, Sialkotuh!’ En dat een paar keer. Soms kwam er dan een man
binnen in de nog rijdende bus en dan gingen we weer verder. Toen we uiteindelijk
in Sialkot aankwamen, stapten we uit en liepen we ergens heen. Skander droeg
de 2 tassen en hield m’n hand vast. Echt eng om daar te lopen. En we
hebben de weg nog overgestoken ook! Haha... Volgens mij wist Skander zelf
even niet waar we heen moesten, maar hij kan toch goed zeker overkomen...
hihi. Dat is wel fijn... Atif kwam ons ophalen met de auto. De bus stopte
op een andere plaats dan de vorige keer toen Skan hierheen ging. We hadden
elkaar uiteindelijk wel gevonden. Voor Skan en Atif op dezelfde plaats als
de vorige keer. Atif kwam aanlopen en ik herkende hem meteen. Ik gaf hem een
hand. Dat had ik van te voren nog even gevraagd aan Skan. Ik weet niet goed
hoe ik iedereen hier moet groeten. In Nederland kan je gewoon iedereen een
hand geven. Hier geven oudere vrouwen en mannen mij een pyaar, dan hoef ik
dus niks te doen, behalve dan te bukken meestal, zodat ze bij m’n hoofd
kunnen... Ik ben ook behoorlijk groot hier... Sommige vrouwen moet ik een
hand geven. Sommige mannen moet ik geloof ik gewoon niet groeten. Jongens/meisjes
rond mijn leeftijd en kleiner moet ik een hand geven. Nou, zoiets was ‘t
wel... Maargoed. We gingen naar de auto toen en Asif was daar ook. Heb ik
die ook een hand gegeven? Ik weet ‘t niet meer. Vast wel. Of anders
niks denk ik. In de auto reden we van Sialkot naar Narsingh. Dat duurde ook
best een tijdje. Veel hobbelbobbel-wegen, voor zover ‘t wegen zijn.
Ergens in een ander dorpje pikten we nog twee vrouwen op. Babi, de vrouw van
Asif, en nog iemand, een vriendin van haar? Dat werd een beetje proppen in
de auto. Misschien een beetje te veel proppen, want toen we later de auto
uitstapten, gebeurde er iets wat ik nog nooit had meegemaakt. (Er gebeuren
hier genoeg dingen die ik nog nooit meegemaakt heb, maargoed... ) We kwamen
bijna bij Narsingh aan. Ze vroegen me of ik nog wist welke kant Narsingh was.
Nee... Toen we in ‘t dorp reden herinnerde ik me vaag wel iets. In de
auto hadden Skan en ik het erover dat onze benen sliepen. Alletwee ‘t
rechterbeen. Skan zei op ‘n gegeven moment dat hij z’n been niet
meer kon bewegen, helemaal niet meer. Ik later ook niet. Ik zei tegen Skan
‘beweeg gewoon niet, je voelt ‘t straks wel als je uitstapt...’
Ik maakte me helemaal niet druk, maar ik voelde het inderdaad toen ik uitstapte!
In de auto trouwens was Skan in slaap gevallen voor een tijdje. Babi en die
andere vrouw, en Atif ook, moesten lachen. Ik weet niet wat ze allemaal zeiden.
Ik wilde ‘m niet wakker maken. Hij moest wel erg moe zijn, dat ie slaapt
met die hobbels... Maar later zei Skan dat ie ‘t lekkerst slaapt op
hobbelwegen... haha. We waren er. De auto stopte. En toen kwam het. Ik stapte
uit. Maar m’n rechterbeen kon ik echt niet bewegen. Écht niet.
M’n hele been. Ik kon ‘m niet optillen. Ik legde een hand tegen
de muur. Ik dacht kom op, beweeg gewoon even, ‘t is zo over... Ik wilde
lopen, maar ineens val ik bijna., kon me nog net overeind houden met de muur.
Je weet toch dat als je met een hamertje op ‘t juiste plekje op je knie
slaat, dat je onderbeen dan omhoog springt. Zo ging m’n hele been. Zo
voelde het. Ik schrok me echt rot. Ik kon m’n been niet optillen. Ik
kon niet lopen. Ik was echt bang. Ik moest bijna huilen zo bang was ik. Ik
riep Skander. Hij hield m’n hand vast. Ik kon m’n been intussen
wel bewegen en ik probeerde te rekken enzo. Maar als ik ging lopen, gebeurde
‘t weer, dat gevoel met de knie... Jezus, ik schrok echt. Ik dacht echt
wattuhh!! Neej, maar ‘t was echt eng gewoon. Ik heb nog nooit zoiets
vreemds gevoeld. Dat je gewoon geen stap kan zetten met je been, gewoon niet
kan bewegen... Echt eng... Maargoed, even later ging ‘t dan gelukkig
toch wel weer. Later werd ik geloof ik helemaal uitgelachen over m’n
been, maarja... Ik had ‘t ook nog nooit meegemaakt. En zij hebben ‘t
vast nog nooit gevoeld. Ik was echt bang. Maargoed, maakt niet uit. We liepen
naar ‘t huis. Asan en Haseeb kwamen al aangelopen/gerend. Skander zei
dat zijn Asan en Haseeb. Wooow, die zijn gegroeid!!!