NENASO Literatuur

Rijkskanselier Adolf Hitler
aan de Duitse landbouw op 5 April 1933 in het Herenhuis.


Mijnheer de voorzitter! Mijne heren!

Als wij heden weer onder de oude zwart-wit-rode vlag en onder het symbool van de nationale wedergeboorte in Duitsland kunnen vergaderen, draagt aan deze historische keer van ons lot de Duitse boer misschien het grootste aandeel. Men spreekt zoveel over beweegredenen, die van geval tot geval het handelen van regeringen bepalen en ziet daarbij maar al te gemakkelijk over het hoofd, dat alle maatregelen in bepaalde tijden dezelfden wortel hebben. Ook de handelingen van achter ons liggende jaren zijn uitgegaan van ��n wortel en eveneens zullen die van de tijd, die thans voor ons ligt, hun uitgang van ��n wortel moeten nemen.

Als ik hier voor de nationale regering spreek, wil ik het hebben over de strekking, die deze nodig heeft. Wij kenmerken ons thans als een regering van de Duitse verheffing, van de nationale revolutie. Wij willen hiermede zeggen, dat deze regering zich volkomen bewust beschouwt en voelt als een vertegenwoordiging van de Duitse volksbelangen. Zij moet zodoende ook een vertegenwoordiging zijn van de Duitse boerenstand. Want ik kan niet werken voor de belangen van een volk, als ik per slot van rekening niet in dien stand de belangrijkste kracht erken, die inderdaad de toekomst der natie betekent.

Als ik blik over alle afzonderlijke economische verschijnselen van de tijd, over alle politieke veranderingen, dan blijft ten slotte toch hoofdzaak het vraagstuk van het behoud van het volksdom op zichzelf. Het kan slechts dan gunstig worden opgelost, als het probleem van het behoud van de boerenstand is opgelost. Dat een volk zonder stedelingen kan bestaan, bewijst ons de geschiedenis, dat het niet zonder boeren vermag te leven, zou de geschiedenis eens hebben bewezen, als het oude systeem was gebleven. Alle schommelingen kunnen ten slotte worden verdragen, alle slagen van het noodlot worden overwonnen, als er een gezonde boerenstand bestaat. Zolang een volk zich terug kan trekken op een sterken boerenstand, zal het telkens en telkens weer daaruit nieuwe kracht scheppen. Gelooft mij, de verheffing, die achter ons ligt, zij ware niet mogelijk geweest, indien niet steeds een deel van het volk op het platteland onze rijen had gestaan. Het zou onmogelijk zijn geweest, in de steden alleen deze uitgangsposities te veroveren, die ons ook in ons handelen het gewicht van de legaliteit hebben gegeven. Het Duitse Volk heeft daarom de vernieuwing, de verheffing en zodoende de ommekeer, die zal leiden tot een algemene genezing van de Duitse toestanden te danken aan de Duitse boer.

Elke regering, die de betekenis van zulk een dragend fundament over het hoofd ziet, kan slechts een regering van het ogenblik zijn. Zij kan weliswaar enige jaren heersen en besturen, maar zij kan nooit duurzame, laat staan eeuwige successen bereiken. Want deze vereisen, dat steeds en steeds weer begrepen wordt de noodzakelijkheid van het behoud der eigen levensruimte en dus van de eigen boerenstand. Zulk een fundamenteel inzicht is voorwaarde voor het handelen op talrijke gebieden en het wezen van talloze afzonderlijke besluiten; het zal tot leidende gedachte dienen en steeds voorafgaan aan gans ons handelen en alle besluiten. Men zal bij een zodanig principieel denken nooit de bodem onder de voeten verliezen, steeds weer en in de allereerste plaats het juiste treffen, ook als tijdelijk mensen, die wij immers allen zijn, de een of andere keer niet bepaald het juiste gekozen en gevonden hebben. Ik geloof daarom, dat deze regering, doordat zij als haar missie beschouwt het behoud van het Duitse volksdom, hetwelk weer in zijn belangen is aangewezen op het behoud van de Duitse boer, nooit verkeerde beslissingen zal treffen. Zij kan misschien hier of daar dwalen in haar middelen, in het principi�le zal zij het nooit.

Het is een kwestie van moed, niet slechts de dingen zo te zien, als zij zijn. Men zal moeten breken met vele oude overleveringen, zal in vele gevallen gedwongen zijn, tegen de openbare mening in te gaan. Men zal dit des te meer en eerder kunnen doen, hoe meer het ene blok der natie gesloten achter de regering staat. Een ding echter is onmogelijk: dat ten slotte een regering tegen alle richtingen vermag te vechten. Als een regering reeds strijdt voor het behoud van het Duitse volksdom en zodoende ook voor het behoud van de Duitse boerenstand, dan moet juist dit Duitse volksdom zich ook onvoorwaardelijk bekennen tot de wil en de daden der regering. Dat verleent haar dan ook de innerlijke stabiliteit, die zij nodig heeft, om besluiten te vatten, die voor het ogenblik moeilijk te verdedigen zijn, die echter genomen moeten worden en wier succes in het begin niet onmiddellijk zichtbaar kan worden voor verblinde volksgenoten, waarvan men echter weet, dat zij ten slotte toch zullen bijdragen tot redding van de gezamenlijke natie.

Als de Duitse boerenstand thans een grote aaneensluiting heeft gevonden, zal hij juist de handelingen der regering daardoor 'n de toekomst ontzaglijk kunnen verlichten, dat hij zijn geweldige volksmassa's achter deze plaatst. Ik geloof, dat er in deze regering geen man zit, die niet is vervuld van de oprechten wens naar deze nauwste samenwerking. Wij zien in de oplossing van dit vraagstuk tevens de redding van het Duitse volk in de toekomst, niet voor 1933 of 1934, doch voor de verste tijden, Wij zijn van zins, thans die maatregelen te treffen en in de eerstvolgende jaren ten uitvoer te brengen, waarvan wij weten, dat latere geslachten ze als principieel juist zullen inzien en constateren.

Het was hoogste tijd, dat men de kracht vond om tot de besluiten te komen, waaraan wij in de diepste en laatste zin de redding van de Duitse natie te danken hebben.

Wij zijn bereid, om dezen zware strijd op ons te nemen. Door de machtigingswet in voor de eerste keer de reddingsactie voor het Duitse volk losgemaakt van de slechts partijmatig geori�nteerde voornemens en egards van wat tot dusver onze volksvertegenwoordiging was. Wij zullen daarmede thans datgene kunnen doen, wat bij duidelijk inzicht en koel nadenken voor de toekomst der natie nodig lijkt. De zuiver wettelijke voorwaarden hiertoe zijn geschapen. Het is echter ook noodzakelijk, dat het volk zelf een levendig aandeel heeft aan deze handelingen. Het mag zich niet verbeelden, dat daar het parlement niet meer belemmerend in de beslissingen in kan grijpen, ook de natie geen aandeel meer hoeft te nemen in de vormgeving van ons lot. In tegendeel; wij wensen, dat het Duitse volk zich juist nu zich zelf bewust wordt en levend medewerkend zich achter de regering schaart. Het moet zover komen, dat, als wij over vier jaar weer aan de natie appelleten, wij ons niet wenden tot mensen, die hebben geslapen, doch dat wij een volk vinden, dat in deze jaren eindelijk uit zijn parlementairistische hypnose is ontwaakt en het inzicht bezit, dat noodzakelijk is voor het begrip van de eeuwige levensvoorwaarden.

Ik weet, dat het werk, dat voor ons ligt, vraagstukken van ontzaglijke moeilijkheid bevat. Niet alleen, omdat wij na 15 jaren van veronachtzaming der natuurlijkste levensvoorwaarden weer moeten beginnen met heel eenvoudige grondbeginselen van het gezond verstand, doch omdat in dezen tijd een ontzaglijke belangenverwikkeling heeft plaatsgevonden en nauwelijks een stap mogelijk schijnt, zonder dat met stuit op corrupties, waarmede men het klaar moet spelen, of ij nu van intellectuele of materiele aard zijn. Echter, opgelost moet dit probleem worden en zal het ook. Als het Duitse volk duizenden jaren van een wisselvallig lot achter zich kent, dan kan het niet de wil van de Voorzienigheid zijn, dat door ons werd gestreden en geofferd, opdat komende geslachten zelf hun leven bederven en niet meer kunnen ingaan in de duizenden jaren der toekomst. De grote worsteling van het verleden ware doelloos geweest, als onze worsteling om de toekomst werd opgegeven.

Wat wijzelf aan offers hebben gebracht voor het behoud van het Duitse Rijk, was zwaar. De generatie, die de wereldoorlog heeft doorgevochten, heeft ongehoord geleden. Het gaat niet aan, dit slechts alleen te rekenen, want wij moeten ook bedenken, wat generaties reeds v��r ons gepresteerd, geleden en gestreden hebben. Wij moeten de totaalsom der offers rekenen, die v��r ons reeds zijn gebracht, niet daarvoor, dat een generatie voor het noodlot capituleert en geslachten van toekomstige tijden daarmee worden uitgewist, doch in de hoop, dat elke generatie ook van haar kant in deze eeuwige opvolging der geslachten haar plicht vervult.

Heden staat de vordering van deze plichtvervulling manend voor ons. 15 Jaar lang heeft men zwaar gezondigd, zonder uitzondering, dezen bewust actief, genen passief door dulding. Aan ons ligt het, tezamen en verenigd dezen tijd te overwinnen. Het probleem moge nog zo groot zijn; als het nu eenmaal moet worden opgelost, dan zal het opgelost worden. Ook hier geldt het eeuwige grondbeginsel, dat daar, waar een onbuigzame wil heerst, ook een nood gebroken kan worden.

Hosted by www.Geocities.ws