XIII
LEIDERSVORMING
Een menigmaal tegen de aanvaarding van het Leidersbeginsel in de
staatsorganisatie aangevoerde bedenking is, dat de opvolging in het Leiderschap
niet gewaarborgd zou zijn, zodat het wegvallen van de eenmaal erkenden Leider
een toetstand van onzekerheid zou mede brengen. Zou in de formele aanwijzing op
zichzelf van de nieuwen Leider nog wel in het algemeen zijn te voorzien - hetzij
door de vorige Leider (een stelsel van plaatsvervanging), hetzij op andere wijze
-, de moeilijkheid zou echter vooral bestaan, zo menen de democratische
tegenstanders van de Leidersstaat, in het vinden van de geschikte nieuwen Leider
als opvolger in het Leiderschap.
In de eerste plaats valt hierbij op te merken, dat zij, die aldus oordelen, aan
de enen kant blijk geven van goed inzicht in de grondslag, waarop het
Leiderschap berust. Want juist omdat het Leiderschap in een natuurlijk proces
van waarlijke gemeenschapswording is gegroeid en in dezen zin “oorspronkelijk”
en niet “gemaakt” is, ziet men in de “opzettelijke”, dat is “kunstmatige”,
voorziening in het Leiderschap bij gelegenheid van de opvolging in het ambt een
handelwijze, waardoor aan het Leiderschap zijn oorspronkelijke betekenis zou
komen te ontvallen en willekeur in plaats van beginsel zou treden. Het toont
inderdaad begrip voor de plaats, welke de Leider in de Volksgemeenschap inneemt
- zijn uitzonderlijk persoonlijke verhouding tot die gemeenschap, berustend op
wederzijdse trouw en vertrouwen -, indien men aan de geschiktheid van de nieuwen
Leider zoveel hogere eisen stelt dan met betrekking tot een nieuwen koning of
enige anderen opvolger in welk belangrijk staatsambt ook, b.v. de
minister-president in de parlementaire democratie, welke laatstbedoelde
voorzieningen geen moeilijkheden schenen te geven.
Toch berust deze twijfel aan de redelijke mogelijkheid, dat in de opvolging in
het Leiderschap in het algemeen zal kunnen worden voorzien, zonder aantasting
van de grondslagen van het Leiderschap zelf, op een misverstand: het niet
onderscheiden tussen het verwerven van het Leiderschap gedurende de
revolutionaire periode, aan de Leidersstaat vooraf gaande, waarin om de
staatsmacht en het Leiderschap zelf gestreden wordt, enerzijds, en na de
vestiging van de Leidersstaat anderzijds.
Het eerste geval betreft een louter natuurlijk proces, dat zich in de politieke
strijd voltrekt, en zich als zodanig slechts eenmaal kan voordoen. De Leider
stelt zich zelf, voortbewogen door de revolutionerende krachten, zonder dat
hierbij uiteraard van regelen sprake zal kunnen zijn. Het vormingsproces van de
revolutionaire Leider onttrekt zich, irrationeel als het is, aan elke nadere
bepaling. Hier kan slechts worden afgewacht wat de uitkomst zal zijn van een
botsing van krachten, waarin zich de groei der nieuwe gemeenschap in haar strijd
tegen het oude voltrekt. Daarom is de eerste Leider, dat is hij, die als het
ware vanzelf als zodanig uit het revolutionaire proces te voorschijn is gekomen,
bij uitnemendheid een ,,geschenk der Voorzienigheid".
In de gevestigde Leidersstaat is het anders.
Wat tijdens de revolutionaire periode als voorbereiding tot de Leidersstaat
slechts een natuurlijk, niet-opzettelijk, vormingsproces kon zijn en in zoverre
een op zichzelf staand verschijnsel, wordt in de Leidersstaat zelf een probleem
van staatsinrichting, waarvoor een doelmatige (rationele) en in dit opzicht
“kunstmatige” oplossing mogelijk moet zijn. In de Leidersstaat komt doelbewuste
leidersvorming op de voorgrond als noodzakelijk vereiste voor de instandhouding
van dezen staat. Niet de vorming van een bepaalden Leider als tevoren tot
opvolging in het Leiderschap bestemd - gelijk bij troonopvolging het geval is -,
maar van een Leiderscorps. Zelf voortgekomen uit een leerschool, waarin met de
grootste zorg en onder gebruikmaking van alle daartoe ten dienste staande
hulpmiddelen diegenen naar voren worden gebracht, wier beproefde leidersgaven
boven twijfel zijn gebleken te staan, vertegenwoordigt dit Leiderscorps het
Leiderstype in de nieuwen staat. Op deze wijze zal het mogelijk zijn bij de
voorziening in de opvolging in het Leiderschap een keuze te doen - nader bij de
staatsregeling aan te geven - uit hen, die in het algemeen hun geschiktheid
daartoe reeds hebben getoond en tot wier vorming alle ervaring, niet in het
minst die, welke in de grote revolutionaire strijd vergaard werd, heeft
bijgedragen.
Zo zal in de gevestigde leidersstaat een geregelde aanvulling van het
Leiderscorps plaats vinden, ten einde door het aldus gevormde Leiderstype de
regelmatige opvolging in het Leiderschap te verzekeren.
In Duitsland zijn het de “Ordensburgen” (Vogelsang, Crossinsee, Sonthofen),
waarin de organisatie der vorming van het Leiderscorps ter hand genomen is: het
aankweken en tot ontwikkeling brengen van alle eigenschappen van karakter, geest
en lichaam, welke het ideaal van het nationale Leiderstype zo dicht mogelijk
benaderen.
De verzekering der continuïteit in het Leiderschap, waarbij de “kunstmatige”
leidersvorming de “natuurlijken” groei van de Leider zoveel mogelijk aanvult,
behoort tot de eerste zorg van de Leidersstaat. Aan haar mogelijkheid kan niet
getwijfeld worden waar geloof, toewijding en ervaring samenwerken.