XIX
DE ANGELSAKSISCHE MYTHE
Het oude Europa was vervuld van de gedachte van soevereiniteit der staten,
inzonderheid der kleine: een statenindividualisme, dat medebracht de erkenning
van zelfbeschikkingsrecht en zelfgenoegzaamheid van elke staat. Ter voorkoming
echter, dat de aanvaarding van dit beginsel tot een strijd van allen tegen allen
zou leiden, werd tevens aan de vrijheid der staten een grens gesteld door de
erkenning hunner gebondenheid aan de bestaande Internationale orde. Evenals het
persoonlijke individualisme zijn beperking vond in de liberale
rechtsstaatsgedachte, volgens welke de taak van de staat bestond in de zorg, dat
de ene mens naast de anderen zijn eenmaal verworven rechten kon uitoefenen, zo
werd het statenindividualisme gebonden door een volkenrecht, dat het behoud van
de door elke staat verkregen rechten en bijgevolg de handhaving zijner macht
waarborgde. Voorzover het hierbij ging om de bevestiging van een bestaande
rechtstoestand en eens gegeven machtsverhoudingen, bleef de wijze, waarop die
“rechten” eenmaal verworven waren, buiten beschouwing. Het is de handhaving van
de zogenaamde “status quo”, waar dit liberale standpunt van uitging, een
opvatting even gunstig voor hen, die zich voordien in het bezit van “rechten”
hebben weten te stellen (de “haves”) als nadelig voor de anderen, die daarin nog
niet slaagden (de “have-nots”).
Onder de naam van “vrijheid” heeft de Engelse staatkunde vorenbedoeld beginsel
als hoogste levenswet voor de Europese staten verkondigd en als “beschermster
der vrijheid” heeft de Engelse macht zich voor de handhaving van dit beginsel
ingezet.
Zo heette het, dat Engeland niets voor zich zelf begeerde, maar anderen slechts
wilde dienen en helpen. Engeland verlangt niet anders dan de kleine en
onderdrukte of bedreigde volkeren en naties te beschermen tegen overheersing en
agressie van groter en machtiger staten. Engeland wil vrede op aarde brengen en
voert alleen oorlog om de wereldvrede te bevorderen. Hierbij bedient de Britse
politiek zich van een ideologie van religieustheologische aard. 1) Het Engelse
volk is het instrument der goddelijke Voorzienigheid om de mensen verlossing op
aarde te brengen, want het Engelse volk is het uitverkoren volk, dat zijn
doeleinden nastreeft krachtens goddelijke roeping. Deze ideologie brengt mede,
dat Engelands tegenstanders als zodanig reeds gediskwalificeerd zijn als
verstoorders der goddelijke orde, waarvan het Britse rijk de drager is. Een
vijand van Engeland is daarom tevens vijand der gehele wereld, althans der
beschaving. Engelands heerschappij heet ware vrijheid en elke andere is waan:
“Extra imperium Britannicum nulla libertas!”
Vergl. Bernhard Klein in “Geist der Zeit”, 1939, Heft 12.
Aldus de Angelsaksische mythe; het is de legende van het uitverkoren volk,
waarin ook andere volkeren tot hun schade hebben geloofd.
Deze mythe heeft zich overleefd, want in onzen tijd is het inzicht doorgebroken,
dat de eenmaal verheerlijkte “Pax Britannica” slechts een ander woord is voor
Britse dwingelandij. Het is duidelijk geworden, dat de Engelse leuze van
bescherming der kleine staten en handhaving hunner zogenaamde soevereiniteit
niet anders dan een valse schijn was, waaronder het Britse rijk het behoud van
eigen machtspositie - Engeland als de vertegenwoordiger bij uitnemendheid der
“haves” - nastreefde. Immers geen staat heeft de aantasting van de
soevereiniteit van andere staten zozeer tot systeem van eigen politiek verheven
als het Britse rijk zelf. De herinnering daaraan behoeft niet verder terug te
gaan dan tot de jaren van de vorige wereldoorlog. Ook toen waren de neutrale
staten door het Britse handelscontrolesysteem ten nadele van Duitsland zodanig
aan banden gelegd, dat van hun eigen zelfbeschikkingsrecht (soevereiniteit)
nauwelijks meer gesproken kon worden. De afloop van dien oorlog stelde Engeland
in de gelegenheid in een zogenaamd volkenbondverdrag - dat niet anders was dan
een middel ter bevestiging van de machtspositie der toenmalige overwinnaars,
waaronder Engeland in de eerste plaats - aan zijn beproefde oorlogspraktijk (de
handelsblokkade) voor het vervolg de schijn van een rechtsgrondslag te geven.
Daartoe moest het befaamde artikel 16 van dit verdrag dienen, waardoor de
niet-oorlogvoerende bondsleden door hun verplichting tot toepassing van
economische sancties tegen een vijand - die in waarheid niet anders dan
Engelands vijand zou kunnen zijn - werden ingeschakeld in het systeem van de
Britsen handelsoorlog, de blokkade. Het is de opheffing van de soevereiniteit en
tevens der neutraliteit dier staten als gevolg van de “rechtsplicht”, welke hun
krachtens het volkenbondverdrag werd opgelegd. Dat de Britse voogdij ter zee -
bemanteld met een beroep op de vrijheid der zeeën, tot welker garant Engeland
zich zelf had uitgeroepen - bovendien een krachtdadige aantasting van de
soevereiniteit der neutrale staten heeft medegebracht, waardoor Engeland als een
magneet deze staten tot de oorlog heeft aangetrokken, ligt nog te vers in het
geheugen dan dat daarover nader zou behoeven te worden gehandeld. Het Engelse
blokkadesysteem duldde geen neutrale staten met eigen rechten, doch had slechts
een doel, namelijk de oorlog tot elke neutralen staat uit te breiden. Wat is
hier van de soevereiniteit der staten, welker beschermer Engeland voorgaf te
zijn, overgebleven? 1)
Voor de Engelse vrijheidsleuze bestond de soevereiniteit der staten slechts in
naam. Wat betekent een zelfbeschikkingsmacht voor staten, die zich in een
toestand van volstrekte economische afhankelijkheid bevinden van een
internationaal en vooral overzees handelsverkeer, met betrekking waartoe zij
zelf geen meester waren, doch onderworpen aan het goedvinden van dien staat,
welke de zeeën en daarmede het handelsverkeer beheerste: Engeland! Engeland
heeft door zijn verdeel-en-heers-politiek, misleidend genoemd de bescherming van
de vrijheid der kleine naties, het Europese statenindividualisme bevorderd en
gehandhaafd. Voor Engeland gold nagenoeg de gehele wereld als zijn levensruimte,
de belangensfeer der Engelse kapitalistische orde, en daarom moest voorkomen
worden, dat zich andere werkelijk zelfgenoegzame, dat is waarlijk soevereine,
staten of verbindingen van staten vormden.
Voortzetting van het Europese statenindividualisme betekent de bestendiging van
de horigheid van Europa aan de buiten-Europese Engelse macht, die in dienst der
kapitalistische uitbuiting staat. Uit dezen toestand van onderworpenheid aan
Engelands wereldmacht wil Europa zich onder leiding van het Nationaal-socialisme
opheffen. Het streeft er naar een eigen, in zichzelf genoegzame, en dus van de
Engelse economische overheersing onafhankelijke orde tot stand te brengen,
waarbinnen het ware, dat is volkse, socialisme, hetwelk in het Engelse
wereldkapitalisme zijn doodsvijand heeft, kan worden verwezenlijkt. Het
historisch ontwikkelingsproces voert tot verbinding van hetgeen natuurlijkerwijs
bij een behoort en daarom was de verdeeldheid zaaiende Britse staatkunde een
invloed, welke Europa van zijn bestemming afhield. Vrijheid - niet slechts van
mensen, maar evenzeer van staten - krijgt een nieuwen inhoud: het is niet meer
ongebondenheid, welke de aard der vrijheid uitmaakt - de waan van de afgelopen
tijdsperiode -, doch vrij is hij, die zijn wezen volgens zijn ware bestemming
kan ontplooien. Daarom kan in de nieuwe Europese statenwereld alleen die staat
vrij heten, die zich binnen het verband van de
1) Vergl. Viktor Bruns “Der Britische Wirtschaftskrieg und das geltende
Seekriegsrecht”, 1940.
gemeenschap der Europese levensruimte op de plaats, welke hem in het grote
geheel naar zijn aard toekomt, vermag te handhaven. Aan de verwezenlijking dezer
vrijheid kan geen der Europese staten zich meer onttrekken, want hij zou anders
de vrijheid der Europese levensruimte als geheel en daarmede niet minder van
zichzelf in gevaar brengen en schaden. De nationale eigenaard blijft voorzeker
een waarde van zeer hoge betekenis, ook in het nieuwe Europa, maar hij is tot
onvruchtbaarheid en ondergang gedoemd, indien het nationale denken zich niet
mede door het Europese denken als voorwaarde voor zijn voortbestaan laat leiden.
Het zelfbeschikkingsrecht der afzonderlijke Europese staten - het oude
waandenkbeeld - kan slechts worden erkend, voorzover het noodzakelijkerwijs
beperkt wordt door de gemeenschappelijke belangen der Europese levensruimte in
haar geheel en niet langer door een vijandige buiten-Europese macht als het
Angelsaksische wereldkapitalisme. Daarmede zal Europa in vrijheid zijn eigen
leven leiden.
Voor deze vrijheid van Europa heeft het nationaal-socialistische Duitsland zijn
krachten ingezet en brengt het de grootste offers in het besef van zijn
historische roeping de ordenende macht in het nieuwe Europa en de vernietiger
der Angelsaksische mythe te zijn. Daarmede is ook de dageraad voor een nieuw
volkenrecht aangebroken, want de oude Internationale rechtsorde was geheel
vervuld van de geest der Angelsaksische mythe: het Britse Rijk als de beschermer
van de vrijheid der volkeren, nauw verbonden met de vrijheid der zeeën - hetgeen
betekende de beheersing der zeeën door Engeland!
Het oude volkenrecht berustte op de rechtvaardiging der bestaande Internationale
verhoudingen, tot welker behoud een machtsevenwicht tussen de staten het
aangewezen middel was. In zoverre kon in de verstoring van dit evenwicht door
het opkomen van nieuwe krachtige staten een bedreiging van de gelding van het
volkenrecht worden gezien en was het mogelijk de strijd tegen dergelijke staten
- waarbij inzonderheid aan het Duitse Rijk te denken is - als een strijd voor
het volkenrecht te beschouwen. Dat deze volkenrechtelijke opvatting geheel
overeenstemde met de belangen van het Britse wereldrijk, dat daarmede de
gelegenheid kreeg zijn eenmaal verworven machtspositie met een beroep op het
,,recht" en de belangen der internationale mensheid te behouden, is duidelijk.
Aan deze “voorbeschikte harmoniek” tussen volkenrecht en de Britse belangen zal
het nieuwe volkenrecht een einde maken, omdat het zal uitgaan van een
natuurlijke en in zoverre rechtvaardige herziening van de oude aanspraken der
staten - waaronder in de eerste plaats Engeland - op hun zogenaamde verkregen
rechten als behoud van eenmaal verworven machtspositie, waarmede zij de
historische ontwikkeling als het ware wilden afsluiten.
Daartegenover zal de nieuwe internationale orde gevestigd zijn op het beginsel,
dat hetgeen de volkeren voor hun bestaan behoeven, ook feitelijk binnen hun
eigen machtssfeer gelegen en verzekerd moet zijn, onbedreigd door anderen. Het
is de vorming van zelfgenoegzame levensruimten, elk gedragen door een leidende
grootmacht, die als de nieuwe, waarlijk soevereine deelgenoten in de
internationale orde zullen optreden. In plaats van het statenindividualisme als
grondslag der volkenrechtelijke orde - de speelbal der Britse macht - komt de
volkenrechtelijke levensruimteordening, (“Volkerrechtliche Grossraumordnung”,
gelijk Carl Schmitt haar noemt). 1)
1) Een poging om de Angelsaksische mythe nieuw leven in te blazen vindt men in
het zogenaamde “Atlantic Charter”, een door Churchill en Roosevelt in de zomer
van 1941 aan boord van het Britse slagschip Prince of Wales tot de wereld
gerichte proclamatie. Daarin worden de vrijheid en soevereine onafhankelijkheid
der kleine staten, zomede de vrijheid der zeeën weder als hoogste doeleinden der
Angelsaksische machten verkondigd - als van ouds!
Merkwaardigerwijs had kort te voren de Times in een hoofdartikel van 5 juli 1941
een meer oprecht geluid doen horen door de erkenning uit te spreken, dat na de
oorlog een politieke onafhankelijkheid in de traditionele betekenis voor de
afzonderlijke staten niet meer mogelijk zal zijn. Hier blijkt ten minste
duidelijk de ware Britse doelstelling: de heersende macht over Europa te willen
zijn.