III
ONDERGANG VAN de PARTIJENSTAAT
Wanneer het Volk in nood is, kan alleen van een autoritair bestuur, dat uit een
streven naar eenheid en echte volksgemeenschap geboren wordt, redding worden
verwacht. Daarom werden ook de zogenaamde democratieën, welker nood steeds
duidelijker aan de dag trad, meer en meer in de richting van de bestuurswijze
van het nationaal-socialistische Duitsland gedrongen. Zo was het reeds voor de
oorlog, ook in Nederland. Hoe weinig kon toen worden vermoed, dat weldra een
gebeuren zou intreden, dat de grondslagen der Nederlandse democratie op zodanige
wijze zou aantasten, dat haar oude vorm als partijenstaat met een slag
onmogelijk zou worden. Onmogelijk, niet in dezen zin, dat de partijenstaat door
formele maatregelen werd afgeschaft, maar dat hij voor het Volk van Nederland in
zijn breedste lagen in eens een absurditeit, een antiquiteit, is geworden. Men
kan zich immers in de gegeven omstandigheden - waarmede niet bedoeld wordt de
bezettingstoestand, maar het gezamenlijk gedragen leed en de gemeenschappelijke
grieven over wat ons van binnen uit is aangedaan - niet meer voorstellen, dat op
de grondslag van de oude, tot op de draad versleten verkiezingsleuzen, zelfs al
werden zij hier en daar ,,bijgewerkt", een verkiezingspropaganda gevoerd zou
kunnen worden, waarvan het voornaamste doel steeds was de verschillen tussen de
partijen zo breed mogelijk uit te meten en het oog te doen sluiten voor alles
wat verenigt (behalve waar het ging om reactie tegen de nieuwen tijdgeest!).
Zo was de geestelijke grondslag van de partijenstaat. Hij kon zich alleen
handhaven zolang het Volk nog niet door een machtig, de volksziel aangrijpend
gebeuren zichzelf hervonden had en geen weerstand kon bieden aan de toeleg der
politieke partijen wiggen te drijven in de volksgemeenschap. Ons Volk heeft
dezen toestand geduld en zich langen tijd afgesloten voor al wat daarin
verandering zou hebben kunnen brengen. Zeker, de middelen, waarmede de partijen
- dikwijls met behulp der invloedrijke dagbladpers - de belangstelling van haar
kiezers van het nieuwe trachtten af te leiden, zijn genoegzaam bekend en dit
moge voor het veelal argeloze Volk tot verontschuldiging strekken, dat het
langer dan nodig was de ondermijning van zijn eenheid heeft verdragen. Maar toch
blijft het waar, dat elk Volk de regering heeft, die het verdient. Een Volk, dat
zichzelf in zijn nationale eenheid en verbondenheid nog niet gevonden heeft,
verdient geen regering, die alleen op de grondslag van echte volksgemeenschap
kan bestaan - een nationale en sociale regering -, maar zulk een Volk kan niet
anders dan berusten in een bestuur, dat zijn eigen verdeeldheid weerspiegelt.
Zo is het ook het Nederlandse Volk vergaan zolang de nood het niet tot inkeer
bracht. De symptomen van stijgenden nood vermenigvuldigden zich de laatste tijd
en vonden, gelijk bekend, hun weerslag in maatregelen, die van de “democratische
ideologie" uit bestreden waren en moesten worden. Wat echter bleef, was de oude
structuur van maatschappij en staat, het politieke partijwezen, als laatste
steunpunt der democratische gedachtewereld. Totdat ook dit in Nederland zijn
grondslag in de geestesgesteldheid van het Volk heeft verloren sedert uit de
hoogste nood het besef van volksverbondenheid geboren werd.
De partijenstaat in Nederland is dood; de herinnering aan zijn bestaan doet
thans reeds - na zo korten tijd - onwezenlijk aan, voorzover zij de gedachte
oproept aan een Volk, dat zich op tal van principiële verschilpunten splitste in
politiek opzicht met het oog op het landsbestuur en daarbij de
volksverbondenheid verloren had. Hoe anders is het nu! Het besef een gesloten
volksgemeenschap te vormen en te moeten vormen is in het Nederlandse Volk
gewekt; de ineenstorting van het oude heeft ons Volk zichzelf doen hervinden.
De partijenstaat is verdwenen, hij kan onmogelijk meer herrijzen, - de tijd voor
de leidersstaat is gekomen, al is zijn vorm uiteraard nog onzeker. Het
Nederlandse Volk zal er goed aan doen zich in de geest op zijn nieuwen
staatsvorm voor te bereiden, opdat, indien de gelegenheid voor eigen organisatie
eenmaal daar is, de overgang van oud naar nieuw zich zo snel mogelijk voltrekke.
Het middel, dat het historisch gebeuren gebruikt heeft om het Nederlandse Volk
ten slotte van de partijenstaat te bevrijden, is geweest, dat het betrokken werd
in de oorlog, die Europa teistert. De regenererende krachten, welke deze strijd
in ons Volk heeft gewekt, zullen blijken het behoed te hebben voor nog
vreselijker strijd, die bij de steeds scherpere toespitsing der tegenstellingen
in het eigen Volk als burgeroorlog op de duur onvermijdelijk scheen.
Dit is de lichtzijde van de oorlogsramp, die over ons Volk gekomen is.