V
DE BEWEGING ALS DRAAGSTER DER NATIONAAL-SOCIALISTISCHE IDEE
De in een Volk sluimerende nationaal-socialistische idee tol klaar bewustzijn te
brengen als levend besef van natuurlijke gemeenschapsverbondenheid, is de
roeping der Beweging. Zij is het, die aan de nationaal-socialistische idee,
wanneer de tijd harer historische noodzakelijkheid is aangebroken, de concrete
vorm geeft, welke haar van een vage idee tot last- en voelbare werkelijkheid
maakt.
Gelijk elke idee, behoeft ook de volkse gemeenschapsidee de toewijding en kracht
van mensen, die zich door haar gedragen gevoelen, om zich in de praktijk des
levens door te zetten. En dit in dubbel opzicht: de weg banend voor het nieuwe
en dus de tegenstand van het oude brekend en de grondslagen leggend voor de
opbouw der nieuwe orde, Zo is de Beweging het instrument der nieuwe
beschouwingswijze voor haar verwerkelijking.
Aanvankelijk staat op de voorgrond de strijd tegen de oude machten, die de
overgeleverde, aan het einde harer mogelijkheden gekomen orde desondanks willen
handhaven. De Beweging is dan ook in de eerste plaats een strijdorganisatie. Als
zodanig kan zij haar kracht - die tevens haar historische rechtvaardiging is -
slechts ontlenen aan haar volstrekte eensgezindheid in negatieve zowel als
positieve doelstelling, haar onvoorwaardelijke onderwerping aan eenhoofdige
leiding, die de idee in haar uiterste consequenties in zich belichaamt - gelijk
voor een strijdend leger noodzakelijk -, een nadrukkelijke afscheiding van
alles, wat niet tot haar behoort en de uitsluiting van elk compromis met
betrekking tot haar beginselen, die onveranderlijk in de striktste zin zijn. Zo
is de Beweging eenzijdig, principieel, doorzettend.
De Beweging is het, die de nieuwe idee voortdrijft met fanatieke,
onweerstaanbare kracht van de aanvang van haar bestaan tot haar overwinning, De
Beweging, die volhardt, is en blijft verbonden aan de idee. Daarom hebben de
Beweging en haar leiding, die zich het eerst hebben ingezet voor het wekken van
het Volk tot zijn wedergeboorte - wanneer zij zich op vorenbedoelde grondslagen
kunnen organiseren en handhaven -, aanspraak, ja recht, op erkenning als de
Beweging en de Leiding. De Beweging, die het eerst de volkse wekroep aanhief en
voor alle anderen en tegen hen voor zijn weerklank in het leven heeft gestreden,
die Beweging is de draagster der nieuwe revolutionaire idee van onzen tijd, van
het Nationaal-socialisme.
Maar niet alleen door haar optreden, haar voorbeeld, heeft de Beweging haar
“alleen”-recht “verdiend”; het is mede gegrond in de aard der revolutionaire
idee zelve. Deze idee eist een blind geloof in haar waarde en doelbewuste strijd
om haar verwerkelijking. Het geloof is het krachtigst, indien het zich op het
schijnbaar onvervulbare richt, want dan kan alleen uit het geloof, zonder enige
hulp, de moed tot volharden worden geput. Wanneer alle machten van het oude
samenspannen tegen de nieuwe idee, zodat reeds het geloof in haar mogelijkheid
een waagstuk is, dan toch desondanks in haar te blijven geloven en zich
onversaagd op haar verwerkelijking te richten - dat kan alleen een geloof,
hetwelk in letterlijken zin bergen verzet. En dit geloof is de kracht, die de
nationaal-socialistische idee behoeft bij haar strijd om de harten der mensen,
want zij wil in de eerste plaats geloofd, niet zozeer begrepen worden. Dit
geloof is, gelijk vanzelf spreekt, slechts bij hen te vinden, die zich voor de
nieuwe idee hebben ingezet toen zij van alle kanten bedreigd en gesmaad en haar
aanvaarding als misdaad en waanzin beschouwd werd.
Zo geeft de revolutionaire idee aan hen, die haar bij haar intrede in het
wereldgebeuren schraagden met hun gehele persoonlijkheid, als het ware zelf -
met uitsluiting van de velen - de hoogste aanspraak op haar verkondiging en de
leiding bij haar verwerkelijking.
De Beweging - dat is de stoottroep, die zich in dienst der
nationaal-socialistische idee stelde - heeft mitsdien recht en plicht haar
aanspraak tegenover anderen te handhaven. Ook dan, wanneer dezen zich in
“verbanden”, “partijen” of onder welken naam ook, tot soortgelijke doeleinden
aaneensluiten. Want al moge er gelijkheid van doelstelling zijn, een groot en
fundamenteel verschil blijft; die anderen zijn “navolgers” en zijn - wat zij ook
mogen voorgeven - in zoverre afhankelijk van de Beweging als in hen door de
Beweging eerst de ontvankelijkheid voor het nieuwe gewekt en de blik daarop
gericht moest worden. Waar waren die anderen toen de jonge idee zo dringend hun
krachten nodig had? Aan hen ontbreekt het echte geloof en daardoor de waarlijk
revolutionaire kracht, welke onder “veiliger” omstandigheden niet meer verworven
kunnen worden. Wanneer toch de nieuwe idee zich door eigen kracht kan handhaven
en uitzicht op verwerkelijking is gaan bieden, dan is geen geloof tegen al het
bestaande in, geen geloof in iets wat onmogelijk schijnt, geen alles trotserende
doorzetting meer nodig om in de dienst der idee te volharden. Daarom kan buiten
de Beweging op generlei wijze een andere groepering, hoe ook genaamd, een
gegronde aanspraak op de verkondiging van de dienst der nieuwe idee, van het
Nationaal-socialisme, doen gelden, want haar ontbreekt de vorming, de selectie
en de traditie, welke de kenmerken der Beweging zijn en niet in getallen kunnen
worden uitgedrukt.
De Beweging, die aan de nieuwe idee het eerst vorm gaf en zich door haar kracht
heeft weten te handhaven, heeft naar het woord van Adolf Hitler een
“Prioriteitsrecht”, dat haar door niemand rechtmatig kan worden bestreden. Zij
is de legitieme draagster der nationaal-socialistische gedachte en de leidster
harer verwerkelijking.