VII
BEWEGING TEGENOVER POLITIEKE PARTIJEN
Het wezen der politieke partijen wordt op geen betere manier gekenmerkt dan door
te letten op de afleiding van het woord “partij” van “pars”, dat “gedeelte”
betekent. De partijen zijn inderdaad “delen” naast en tegenover andere delen.
Daarmede staat reeds van de aanvang en in beginsel vast, dat de politieke
partijen als “gedeelten” van een Volk tezamen nimmer het Volk kunnen vormen. Hét
Volk immers is een ongedeelde, organische eenheid en gaat evenmin in een aantal
delen op als de Levende mens uit de som zijner ledematen en welke andere
bestanddelen ook bestaat.
Niet uit “delen” kan een wezenlijk, oorspronkelijk geheel worden opgebouwd, maar
alleen van een zodanig geheel uitgaande heeft het zin om zijn gedeelten te
onderscheiden - zonder ze te scheiden. Daarom kan van de politieke partijen bij
gebreke van een als oorspronkelijk gegeven tot uitdrukking gebrachte
volkseenheid zelfs niet eens gezegd worden, dat zij “gedeelten” van het Volk
vertegenwoordigen, want de levende substantie, waarvan zij delen - in de zin van
organische samenhang - zouden kunnen zijn, bestaat niet, of liever, is nog niet
tot bewustzijn gekomen. Dat als een historische herinnering, betrekking hebbende
op gans andere verhoudingen, onze grondwet langer dan een eeuw het beginsel
uitspreekt, dat de Staten-Generaal het gehele Nederlandse Volk
vertegenwoordigen, doet aan het voorgaande niets af!
De politieke partijen, waaraan de onderling verbindende eenheid ontbreekt -
behalve toen het ging om het opdringende Nationaal-socialisme af te weren -,
zijn niet anders dan de concentratiepunten, waarin min of meer belangrijke
tegenstellingen tussen de staatsburgers zich tegenover elkander aftekenen.
Gewoonlijk heerst hier een wisselwerking, voorzover door de partijen zelf deze
tegenstellingen worden verdiept en toegespitst, ten einde haar bestaansrecht te
bewijzen en een groter getal aanhangers ten koste van andere partijen tot zich
te trekken. Typische tegenstellingen, welke de grondslagen voor de oude
politieke partijvorming waren, zijn de klassentegenstellingen, vooral op
economisch gebied, en de godsdienstige tegenstellingen. De ervaringen met de
partijenstaat, niet het minst in ons land, opgedaan, liggen te vers in het
geheugen dan dat het nodig ware hierop nader in te gaan.
De beide zo-even genoemde tegenstellingen als aantrekkingspunten bij
uitnemendheid voor de vorming van politieke partijen tonen overtuigend aan, dat
het dezen partijen niet om waarlijke volkseenheid ging, want zij hebben door
haar bewust eenzijdige partijbeginselen de mogelijkheid van toenadering tot de
aanhangers van andere, evenzeer eenzijdige beginselen, principieel uitgesloten.
Hoe kan men met Katholieke beginselen Protestanten tot zich trekken en
omgekeerd; hoe met beginselen, berustend op het besef ener klassentegenstelling,
hen, die tot een andere klasse behoren!
De politieke partijen misten elke mogelijkheid ener overkoepeling, niet bij
wijze van het onoprechte, tijdelijke compromis, maar als wezenlijke
samenbinding, in plaats waarvan zij veeleer de toespitsing der tegenstellingen
bevorderden, juist door de keuze harer beginselen. De oude politieke partijen
leefden uit en door tegenstellingen, welke als beginselen van staatsbeleid
onverzoenlijk waren, en zij zagen hierin de rechtvaardiging van haar bestaan.
Geheel anders de in beginsel alle volksgenoten verenigende kracht, welke door de
Beweging tot uitdrukking wordt gebracht.
De Beweging moge naar de uiterlijke vorm aanvankelijk ook als “partij” zijn
opgetreden toen het er om ging te trachten binnen de wettelijke grenzen van de
ouden partijenstaat politieke invloed uit te oefenen, zij heeft overigens met de
politieke partijen als hierboven aangeduid niets gemeen. Deden de oude politieke
partijen zich voor als draagsters van onverzoenlijke tegenstellingen tussen de
volksgenoten en was haar streven gericht op het onderhouden dier verschillen,
waaruit zij haar eigen bestaansrecht putten, de Beweging is geworteld in hetgeen
de waarlijke volkseenheid uitmaakt. Daarom stelt zij op de voorgrond al wat in
hun diepste en ware wezen de volksgenoten verbindt, hun nationale en rasgebonden
gemeenschap, waarbinnen godsdienstige verschillen weliswaar voile geldigheid
blijven behouden zonder echter als politieke tegenstellingen, waarmede om de
staatsmacht gestreden wordt en waarvan de een zich ten koste van de andere wil
doorzetten, te worden erkend. De Beweging wil de politiek en het staatsbestuur
bevrijden van de strijd der godsdienstige overtuigingen, omdat zij het
verbindende en niet het scheidende tussen de volksgenoten - immers de ongedeelde
volksgemeenschap - nastreeft en tot openbaring wil brengen.
Uit hetzelfde oogpunt - maar zonder de erkenning van haar bestaansrecht op
buitenstaatkundig terrein, zoals met betrekking tot de godsdienstige
tegenstellingen - bindt de Beweging de strijd aan tegen het andere genoemde
beginsel der oude partijvorming, de klassentegenstellingen. De Beweging streeft
er naar bij alle volksgenoten, verbonden door banden van bloeds- en
lotsgemeenschap, het besef te wekken hunner ware volkse wezenseenheid,
waarbinnen geen onverzoenlijke tegenstellingen en zeker geen
klassentegenstellingen bestaan, maar ieder op grond van eigen persoonlijke
geaardheid de plaats inneemt, die hem in het belang van het volksgeheel toekomt.
In een harmonisch geleed organisme, gelijk de ware volksgemeenschap is, zijn
klassentegenstellingen principieel onbestaanbaar.
Bij de Beweging behoort de eenpartijstaat, gelijk bij de politieke partijen de
partijenstaat. Maar de eenpartijstaat is - bij gebreke van tegenpartij - tevens
de partijloze staat, die alleen verbonden kan zijn aan een Volk, dat zich in de
organische eenheid van zijn wezen heeft gevonden en daardoor in de waren zin tot
Volk is geworden.
De Beweging is de wegbereidster tot het volkse ontwaken en hoedster van het als
echte gemeenschapseenheid verworven pand.