VIII
NIEUWE GEMEENSCHAP EN LEIDERSCHAP

Het Leiderschap is met het wezen der nieuwe nationaal-socialistische gemeenschap noodzakelijkerwijs verbonden.

Deze gemeenschap onderscheidt zich als “echte” gemeenschap van die, welke aan de partijenstaat ten grondslag lag, doordat zij een gegeven, oorspronkelijke, immers natuurlijke, eenheid is. Voor de demoliberale beschouwingswijze, die na een ontwikkeling van eeuwen in de periode voor het volkse ontwaken hoogtij vierde, was de gemeenschap niet het natuurlijk uitgangspunt des levens, maar “kunstproduct” van menselijk overleg in verband met belangen, behoeften en aanleg der individuen, waarbij hoogstens de waarde ener gemeenschapsgedachte als richtsnoer voor individuele gedragingen werd erkend: de gemeenschap als abstracte idee, in plaats van een in het rijk der concrete en praktische werkelijkheid bestaand levend wezen. Haar onbepaaldheid maakte de abstracte gemeenschapsgedachte onvruchtbaar als politiek beginsel. In het bijzonder kon deze “gemeenschap” door haar gemis aan concrete vorm niet de grondslag zijn voor enige wijze van vertegenwoordiging, waarbij toch in de eerste plaats zou behoren vast te staan wat vertegenwoordigd moet worden. Daarom heeft de demoliberale staatsinrichting geen orgaan gekend, dat de gemeenschap als zodanig - immers een voor haar niet praktisch bestaande grootheid - vertegenwoordigde. De zogenaamde volksvertegenwoordiging, hoe zij ook was samengesteld, bracht slechts verschillende eenzijdige staatkundige beginselen of groepsbelangen tegenover elkander, maar niet het gemeenschapsbelang tot uitdrukking. Dit was niet als een technische fout in het vertegenwoordigend stelsel aan te merken - men twistte over ,,organische" vertegenwoordiging of “individuele” vertegenwoordiging binnen het oude stelsel -, maar als een noodzakelijk gevolg der toenmalige beschouwingswijze, die de gemeenschap als concrete, bepaalde, levende werkelijkheid niet kende: wat niet bestond, kon niet vertegenwoordigd worden.

De volksvertegenwoordiging in de partijenstaat kan dan ook met meer recht een vertegenwoordiging der volksverdeeldheid dan der volksgemeenschap heten en hetzelfde gold met betrekking tot de onder de invloed dezer volksvertegenwoordiging staande regering (staatshoofd en ministers). Zo ontbrak in de partijenstaat een orgaan der volksgemeenschap, omdat deze als zodanig niet in de politieke levenspraktijk bestond.

Sindsdien heeft de gemeenschap zelf van haar eigen bestaan als beheersende macht in het leven doen blijken, Niet als “de” gemeenschap - welke in haar algemeenheid een abstractie zou zijn -, maar steeds als een bepaalde, concrete en daardoor levende gemeenschap. Daarom is de grootte van deze gemeenschap niet van principiële betekenis, doch alleen haar innerlijke geslotenheid, die haar echtheid bepaalt.

Deze gemeenschap heeft zich het eerst geopenbaard aan de frontstrijders uit de wereldoorlog - die de verkondigers van het Nationaal-socialisme werden -, omdat dezen door de omstandigheden, waarin zij verkeerden, meer dan wie ook open stonden voor het beleven van echte gemeenschapsmacht. Maar eenmaal in de praktijk des levens getreden, wordt zij voorgedragen van hart tot hart en grijpt zij allen aan, die naar levende werkelijkheid - de ontwakende nieuwe tijdgeest - in plaats van verouderde, ledige abstracties streven.

Met het bestaan ener gemeenschap als levend wezen is de grondslag van het hedendaagse Leiderschap vanzelf gegeven. Tot de aard der gemeenschap als natuurlijk organisme behoort, dat zij in zichzelf het gezag, dat haar leidt en richt, besloten houdt. Niet slechts als voorwerp van leiding, maar ook als draagster der leiding is de gemeenschap een en ondeelbaar. Daarom moet het gemeenschapsgezag - de overheidsidee van het Nationaal-socialisme - zich tegelijk met het bestaan der gemeenschap in en door haar als eenheid openbaren en zal de vertegenwoordiging en uiting van het gemeenschapsgezag even oorspronkelijk zijn als de gemeenschapseenheid zelve. Eenheid kan slechts door eenheid vertegenwoordigd worden, vooral waar het gaat om wilsvorming en gezag. Daarmede is het noodzakelijk verband tussen echte gemeenschap, de nationaal-socialistische Volksgemeenschap, en het Leiderschap gegeven. Van een verkiezing van de Leider, in de zin van aanwijzing door een meerderheid van individuele kiezers overeenkomstig de zogenaamde democratische, d.i. mechanische, methode, kan uiteraard geen sprake zijn; immers de kiezers als zodanig kunnen niet als de representanten der gemeenschapseenheid worden erkend.

Het concrete Leiderschap is als het ware rechtstreeks van de gemeenschapseenheid afgeleid en berust op het deelhebben van de persoon des Leiders aan het wezen dier gemeenschap, gepaard gaande met de feitelijke erkenning van deze hoedanigheid door de gemeenschapsgenoten, die de samenbindende en richtinggevende functie van de bepaalden Leider als werkelijkheid ervaren, als het bovenindividuele, waarin zij zich van hun gemeenschapseenheid en - verbondenheid bewust worden. Met de ware gemeenschapseenheid - en deze alleen is de grondslag van het Leiderschap - is het streven der gemeenschapsgenoten verbonden hem als Leider te volgen, in wie zij de gemeenschap als concrete, levende persoonlijkheid voor zich zien: de Leider als gemeenschapspersoonlijkheid. Geen rationele methode - verkiezing met meerderheidsprincipe - brengt de Leider naar voren, maar de irrationele krachten, welke zich in het proces van een Volk, dat tot “echte” gemeenschap wordt, voltrekken, De Leidersverhouding is er een van trouw en vertrouwen bij uitnemendheid.

Zo hangen volkse gemeenschap en Leiderschap onverbrekelijk met elkander samen.